Grotten, hoe ontstaan ze?

Grotten ontstaan doordat er veel kalksteen in de grond zit en kalksteen is erg zacht. Het bestaat uit de botten en schelpen van zeediertjes die miljoenen jaren geleden leefden. Regenwater kan makkelijk in kalksteen komen. Een deel van de kalksteen lost dan langzaam op. Er komen spleten en gaten in de grond. Hoe meer kalksteen er onder de grond zit, hoe meer regenwater het kalksteen op kan lossen. Zo ontstaan er grote ruimtes. Het ontstaan van een grot kan duizenden jaren duren. Kalksteen bestaat uit calciet en dat lost niet op in water. Calciet blijft aan het plafond plakken als er een druppel naar beneden valt. Daardoor ontstaat een pegel van druipsteen.(zo heet dat) Die wordt steeds groter, en als hij erg groot is, heet het een stalachtiet. Als het op de grond staat heet het een stalachmiet. Er zijn ook andere soorten grotten dan dat van kalksteen en calciet. Er zijn bijvoorbeeld gletjergrotten. Dat is een ruimte in een gletjer. Door stromend warm water komen er ruimtes in. Die gletjergrotten worden ook wel ijsgrotten genoemd. Een ijsgrot is erg gevaarlijk, want die kan zo maar opeens weer instorten. Bekijk ook kopje soorten grotten voor meer grotten.